De soort angsten die in de normale ontwikkeling van kinderen voorkomen zijn voor jongens en meisjes in de leeftijdsfasen hetzelfde (zie tabel 1 hieronder).
De verschillen tussen hen zijn op andere aspecten van angst. Frits Boer beschrijft onderzoek waarbij baby’s gevaar inschatten aan de hand van wat hij noemt social referencing: het kijken naar de gezichtsuitdrukking van mensen (2011, p.13).
Martine Delfos constateert dat meisjes vooral kijken naar gezichten en jongens naar voorwerpen. In de peuter- en kleuterfase reageren kinderen direct emotioneel op gevoelde gevaarsignalen. Het overwinnen van angsten hangt voor hen samen met het beheersen van hun lichaam.
Gedachten als signaal voor ‘gevaar’
Meisjes ontwikkelen hun lichaamsbewustzijn meer dan jongens en zijn daardoor beter toegerust voor zelfbeheersing. Jongens overschreeuwen hun gevoelde angsten nogal eens door boosheid. Directe actie of handelen bij angst, wat jongens eerder doen, kan hen ook helpen sneller hun angsten te overwinnen.
Vaak zoeken jongens gevaar ook op, omdat ze zich willen meten met het gevaar. Bij meisjes blijft de angst langer in hun systeem, omdat zij minder dan jongens geneigd zijn tot actie.
In de periode van de basisschool wordt het verschil in interpretatie van het gevoelde gevaarsignaal bij jongens en meisjes groter. Dit wordt beïnvloed door de hersenontwikkeling en het daaruit voortvloeiende zogenaamde voorkeursgedrag.
Gedachten worden, naast situaties, in deze leeftijdsfase steeds meer het gevoelde signaal voor ‘gevaar’ en kunnen leiden tot angst. Voor jongens zijn dat andere gedachten dan voor meisjes. Voor jongens zijn gedachten over prestaties en over concrete situaties angstopwekkend.
Angst om tekort te schieten in school- en sportprestaties zijn kenmerkend voor jongens. Maar ook situaties waarin controleverlies optreedt, kan voor hen angst oproepen. Meisjes zijn gevoeliger voor relationeel bepaalde angsten.
Door hun beter ontwikkeld ‘ik – ander’ perspectief worden zij makkelijker angstig en onzeker over wat anderen over hen denken of vinden. Hun beter ontwikkelde linkerhersenhelft geeft hun meer mogelijkheden tot reflecteren, waardoor bij hen angst versterkt kan worden.
Omgaan met angst
Het voorkeursgedrag, ondersteund door de biologische verschillen tussen jongens en meisjes, laat volgens Martine Delfos verschillen tussen jongens en meisjes zien als het gaat om angstbeleving en de reactie hierop. Zij heeft op basis hiervan een angstmodel gemaakt, zie pagina 4 van het artikel.
De reactie van jongens op angst is handelen en dat van meisjes is niet handelen. De verklaring hiervoor is dat jongens door hun hormoon testosteron beter toegerust zijn om te handelen. Hun handelen zorgt ervoor dat de lichamelijke reacties op angst verdwijnen. Ook denken is een vorm van handelen.
Zowel jongens als meisjes hebben dit vermogen. Gedachten die angst uitdagen, hetgeen jongens makkelijker afgaat dan meisjes, doen de fysieke reacties op angst afnemen. Bij meisjes leiden reflecterende gedachten eerder tot versterking van hun angsten.
Bij meisjes kan angst te lang in hun lichaam blijven en zich zo versterken. In extreme gevallen leidt dit tot depressie. Bij jongens bestaat een risico op agressief gedrag dat hen in problemen kan brengen en ervoor zorgt dat ze hun angst niet herkennen, waardoor zij niet leren hiermee om te gaan.
Een angstaanpak die werkt
Angst kan een heel naar gevoel zijn dat een kind belemmert in zijn ontwikkeling en sociale contacten. Het is vaak aanleiding voor ouders om voor hun kind hulp te zoeken bij een kindertherapeut. Een kind wil er zo snel mogelijk vanaf, want het is onprettig.
Ik gebruik in mijn praktijk het raamwerk van de methode denken + doen = durven, leg accenten die ik nodig vind voor het kind dat ik begeleid en combineer het met andere interventies. Lees er meer over in het artikel dat ik voor Psychosociaal Digitaal heb geschreven, vanaf pagina 4.